In gesprek met Wunderbaum acteur Matijs Jansen over Wat heb ik nou aan mijn fiets hangen

In de voorstelling Wat heb ik nou aan mijn fiets hangen van Wunderbaum en Theaterhaus Jena heeft een Duitse tvproducent een sitcom rond de integratieproblematiek van vluchtelingen ontwikkeld. Het publiek ziet hem aan het werk met een Duitse crew, een Irakese regisseur, twee Duitse, drie Syrische en twee Nederlandse acteurs. Gedurende de voorstelling worden een aantal scenes opgenomen. Maar naarmate de serie zich verder ontwikkelt komen de spelers steeds vaker in opstand. De taal- en cultuurverschillen spelen op en ze zijn het onderling niet eens met hoe ze neergezet worden. De situatie op de vloer wordt steeds onrustiger, zowel tijdens de opnames als daarbuiten dreigt de boel uit de hand te lopen.


Matijs Jansen vertelt meer over de inhoud en het maakproces:


Zowel in Duitsland als in Nederland is de komst en de integratie van vluchtelingen al enige tijd een maatschappelijk thema. Waarom maken jullie hier juist nu een voorstelling over?


Actrice Esmee Verschuur heeft twee Syrische theatermakers, Ahmad Al Harfi en Ramez Basheer, met ons in contact gebracht. Zij wilden daadwerkelijk een comedyserie over hun situatie maken, voor een YouTubekanaal. Dat konden wij niet faciliteren. Na enig beraad hebben we het samen met hen omgevormd tot een theaterproject, omdat we wel direct waren gegrepen door de frisse invalshoek: waar kom je in terecht als vluchteling in West-Europa en met welke vooroordelen en problematiek heb je, over en weer, te maken.’

Nederlanders zijn gierig, Duitsers zijn arrogant, Arabieren zijn onbetrouwbaar en vluchtelingen zijn opportunistische gelukszoekers. Wat is de invloed van dit soort vooroordelen?


Arabieren in West-Europa vormen sowieso een kwetsbare minderheid. Wij Europeanen begeven ons natuurlijk in ons eigen veilige habitat en kunnen de clichés veel gemakkelijker van ons af laten glijden. Bovendien zijn deze vooroordelen vaak een stuk luchtiger. Ze hebben nauwelijks effect op
ons leven, op onze bewegingsvrijheid. En juist dát is bij vluchtelingen uit de Arabische wereld wel een groot thema. Het zwaartepunt ligt in onze voorstelling daarom op de vooroordelen waar de Syriërs mee te maken krijgen.

Hoe zijn jullie met het idee van Ahmad en Ramez aan de slag gegaan?


In gesprekken met Ahmad en Ramez hebben we onderzocht waarin je als vluchteling verzeild raakt. We hebben het daarnaast voornamelijk over elkaars vooroordelen gehad en geprobeerd deze zo eerlijk mogelijk uit te spreken. Daar hebben we sketches bij bedacht en vervolgens hebben we George Tobal (George en Eran Producties) erbij gevraagd. George komt zelf ook uit Syrië, maar woont en werkt al heel lang in Nederland. Hij schreef scenes voor de comedyserie. De andere delen, die zich
buiten de fictieve opnames op de set afspelen, zijn uit improvisaties met de twee Syrische jongens, de Duitse cast, Walter en Maartje ontstaan.
Een frappante scene die hieruit is ontstaan vind ik die waarin de Irakese regisseuse van de sitcom, een vluchtelinge die al twintig jaar in Duitsland woont, de jongere gevluchte mannen er hard op aanspreekt dat ze na drie jaar nog steeds geen woord Duits spreken.

De voorstelling wordt, vanwege de internationale cast, in vier talen gespeeld: in het Nederlands, Arabisch, Duits en Engels. Het wordt voor het publiek boventiteld. Maar hoe hebben jullie dat in godsnaam tijdens de repetities opgelost?


Dat was op zich al best ingewikkeld. Er waren wel tolken bij, maar bijvoorbeeld de tolk die het Arabisch naar Duits vertaalde, sprak dan weer geen woord Engels.
We hebben verschillende ideeën over wat theatraliteit is. Soms is het, natuurlijk mede door het taalprobleem, heel lastig gebleken om uit te leggen wat wij denken dat een scene moet betekenen. En de trotse cultuur van de jongens maakt het ze ook nog eens heel moeilijk om te zeggen dat ze iets niet begrijpen. Ze zeggen wel ‘ja ja, ik snap het’, maar dan komen we er later achter dat dat niet zo is.


Met één van de jongens hadden we nog best een moeilijk gesprek omdat hij zichzelf echt niet terugvond in de voorstelling. Daar ging in eerste instantie een hoop woede mee gepaard. Het duurde lang om erachter te komen waar het ‘m in zat. Uiteindelijk hebben we hem duidelijk kunnen maken dat hij zich juist heel erg gerepresenteerd kan voelen door alle nuanceringen die in de voorstelling zitten. Het proces wat je ziet gedurende de voorstelling, dus de sitcom waaraan iedereen met de beste bedoelingen meewerkt en hoe daar langzaam barstjes in komen, zou je bijna letterlijk op het repetitieproces kunnen leggen.

In veel van het werk van Wunderbaum halen jullie een maatschappelijke realiteit van buiten naar binnen en zoeken jullie de grens tussen fictie en werkelijkheid op. Hoe past deze voorstelling binnen het oeuvre van Wunderbaum?


Vaak werken we met mensen van buiten ons collectief samen, en ook nu is het weer gelukt om een groep om ons heen te verzamelen. Dat we het niet alleen met onszelf doen is een bepaalde Wunderbaum-signatuur. En ook dat het lijkt of we eigenlijk te veel hooi op ons vork nemen; als we met een aantal Syriërs samenwerken gaan we ook gelijk proberen de totale problematiek van vluchtelingen in West-Europa te bespreken. We halen er nog een Irakese actrice bij, die uit een hele andere hoek komt en dan hebben we daarnaast nog de Duitse en de Nederlandse theatermakers.
Met deze mensen proberen we een werkende community te vormen. Met alle problemen van dien, die vervolgens ook weer thematisch in de voorstelling worden verwerkt.
Net als in andere voorstellingen van Wunderbaum speelt muziek een belangrijke rol. De live gespeelde muziek van Jens Bouttery en Ward Espir vertegenwoordigt de cultuurverschillen, maar maakt het publiek ook duidelijk waar ze naar kijken: de opnames of de scenes buiten de sitcom.

Wat heb ik nou aan mijn fiets hangen?


We zochten naar een titel die én comedy én de ongemakkelijkheid van de situatie in zich draagt. In het Duits kwamen we op de uitdrukking: Hätte hätte Fahrradkette, waarvan de letterlijke vertaling is: zou moeten hebben, zou moeten hebben, fietsketting. Met andere woorden, wat heb ik eraan als je me nu nog gaat zeggen dat ik het niet had moeten doen. Achteraf kijk je een koe in de kont. En toen hebben we een vertaling gevonden naar het Nederlands die de lading dekt; de uitdrukking Wat heb ik nou aan mijn fiets hangen verwoordt de verbazing over dingen die je als vluchteling van tevoren niet had kunnen bedenken toen je naar West-Europa vluchtte. En andersom kan dat natuurlijk ook gelden voor Europeanen die vluchtelingen ontmoeten. In het Arabisch komt de titel uit een heel bekend liedje over aantrekken en afstoten, en betekent eigenlijk zoveel als: ‘Kom, kom niet.’ Hierin schuilt de verleiding van het Europese continent. Kom hier, kom maar, en als je er dan eindelijk bent, wordt de boot opeens afgehouden.

Nieuwsgierig geworden? Fiets snel naar onze ticketpagina om kaarten te bemachtigen voor één van de voorstellingen in de Rotterdamse Schiecentrale!